
Een opeisbare vordering wordt na één jaar in plaats van twee jaar al als oninbaar beschouwd. Een apart teruggaafverzoek is niet langer nodig. De btw kan via de reguliere periodieke aangifte worden teruggevraagd.
Als de oninbare vordering toch wordt ontvangen, is de ondernemer deze btw alsnog verschuldigd. Afnemers die de btw op inkopen in aftrek hebben gebracht maar de factuur één jaar na het opeisbaar worden van de vergoeding nog niet hebben betaald, worden de btw opnieuw verschuldigd aan de Belastingdienst.
Voor vorderingen die worden overgedragen, zoals bijvoorbeeld bij factoring, geldt dat de overnemer in de plaats treedt van de verkoper. De overnemer moet echter wel een apart teruggaafverzoek indienen.
Overgangsregeling
Voor per 1 januari 2017 lopende vorderingen geldt dat de termijn van één jaar om tot oninbaarheid van een vordering te concluderen, aanvangt op 1 januari 2017.
Bron: PWC knowledge centre